Progesteronbepaling

Progesteronbepaling bij een teef, een puzzel

Enkele weken geleden maakte Mevr. W een afspraak voor haar tweejarige Golden Retriever. Deze was loops en Mevr. W wilde haar graag voor de eerste keer laten dekken. Om het optimale dekmoment te bepalen, is het mogelijk om het “ik-wil-zwanger-worden hormoon” (progesteron) in bloed te meten.

Bij het bezoek aan onze kliniek was de teef op dag negen van haar loopsheid en hebben wij een vaginoscopisch onderzoek gedaan en

een uitstrijkje gemaakt. Het beeld was dat van een beginnende loopsheid. Naast dit onderzoek is ook bloed afgenomen en met behulp van ELISA in ons laboratorium onderzocht op progesteron; hierbij wordt gemeten hoeveel licht door een buisje gaat, waarbij de hoeveelheid die er door heen komt des te kleiner is naarmate er meer progesteron in het bloed zit; de uitslag was 4,9 ng/ml (4,9 nanogram per milliliter; één nanogram is eenduizendste van eenduizendste van eenduizendste gram). Deze waarde is beduidend hoger dan aan het begin van de loopsheid (dan is de waarde tot 0,5 ng/ml), maar nog niet hoog genoeg voor de eisprong (die vindt pas plaats bij een waarde van ongeveer 5 ng/ml), laat staan voor een dekking (daarvoor moet de waarde 8 à 10 ng/ml of hoger zijn). Zowel de uitslag van 4,9ng/ml, als het vaginoscopisch beeld en het uitstrijkje gaven duidelijk aan dat de teef loops was, maar dat het nog niet het optimale moment was om de teef te laten dekken; dit zou wel binnen een paar dagen zou kunnen gebeuren. Het advies was daarom twee dagen later de teef nog eens te laten onderzoeken.

Omdat de reu op honderden kilometers afstand was, was Mevr. W met haar teef al aangereden en heeft twee dagen later, dus op dag elf van de loopsheid, door een andere dierenarts opnieuw bloed laten afnemen. Deze dierenarts heeft het bloed niet zelf onderzocht, maar naar een humaan laboratorium gestuurd, die een andere manier van meten heeft, namelijk door het aantal moleculen te tellen; daarbij werd een waarde gevonden van 1,2 nmol/liter (dat wil zeggen 1,2 nanomol per liter; hier wordt geen gewicht bepaald, maar het aantal moleculen progesteron; 1,2 nmol/l komt overeen met 0,38 ng/ml, dus ongeveer tienmaal minder dan wat wij in onze kliniek hebben gemeten, veel te laag om de teef te laten dekken. Op dag 13 en op dag 15 zijn weer bloedmonsters genomen, en de teef is gedekt op dag 16. De vraag van Mevr. W. aan ons, was: hoe kan de waarde, die wij hebben gemeten op dag negen, hoger zijn dan de waarde, die door het humaan laboratorium is gemeten op dag elf, en bovendien zoveel hoger? Een terechte vraag. Wat is er nu gebeurd?

Zoals betaamt werken wij in onze kliniek volgens een vaststaand protocol, door de fabrikant aangegeven om dergelijke metingen uit te voeren met het door hen aangeleverde progesteron – ELISA-apparaat. Naar aanleiding van bovenstaand voorval hebben wij voor de zekerheid de fabrikant benaderd en samen hebben wij ons protocol doorgelopen. Daarbij is vastgesteld dat onze methode correct is uitgevoerd, de gemeten waarde komt ook overeen met het vaginoscopisch beeld. Ook hebben wij overleg gepleegd met het laboratorium voor mensen, en ook die stellen dat hun methode geheel volgens de technische regels gebeurt. Er bestaat dus geen twijfel aan de correctheid van beide gemeten waarden. Hoe kan dan toch het negatieve, grote verschil in uitkomst worden verklaard?

In het algemeen gesproken kan het verschil worden verklaard doordat de twee methoden van elkaar verschillen. Net zoals men de hoeveelheid suiker op een lepeltje kan meten door het gewicht te meten, zo kan men ook de hoeveelheid suiker meten door het aantal suikerkorreltjes op het lepeltje te tellen; beide methoden zijn goed, zij zijn gewoon anders en geven ieder heel andere waarden. Dierenarts C.J. van der Meiden heeft een vergelijkend onderzoek gedaan tussen deze twee methoden en komt tot de conclusie dat beide methoden betrouwbaar zijn en dat de verschillen altijd ongeveer hetzelfde zijn (bij waarden tussen 0,5 ng/ml en 10 ng/ml), maar dat men de gemeten waarden moet lezen aan de hand van de gebruikte methode (www.jwverhaag.nl/ovu.html). Maar ook als we rekening ermee houden dat twee verschillende methoden zijn gebruikt, blijft in het geval van de teef van Mevr. W het verschil tussen onze methode en die van het humaan laboratorium veel te groot. Wat kan dán een verklaring zijn?

Welnu, het komt wel eens voor dat een teef een loopsheid heeft in twee delen (”split oestrus”), dat wil zeggen dat die een verhoogde progesteronwaarde kunnen hebben (maar niet hoog genoeg voor een eisprong) die enkele dagen na het begin van de loopsheid weer daalt, en vervolgens na enkele dagen tot weken weer hoger wordt. Deze verklaring is ons inziens de meest logische voor de waargenomen verschillen. Wat ook zou kunnen spreken voor een split oestrus, is dat de teef pas op dag 16 is gedekt; hoewel een dergelijk laat tijdstip ook bij niet-split-oestrus voorkomt, is het toch zo dat gemiddeld op dag tien tot twaalf wordt gedekt. Misschien hadden we een split oestrus kunnen vaststellen indien bij deze teef op dag elf en enkele dagen later nog eens met dezelfde test het progesteron was gemeten. Daarbij zijn voor ons zeker ook herhaald vaginoscopisch onderzoek en een uitstrijkje aan te bevelen voor het bepalen van de optimale dekperiode. Alles bij elkaar was dit een echte puzzel, maar wel de moeite waard!

Hanneke Knops, dierenarts